‘2 We hebben een opgave te doen, het is geen keuze meer’
‘We hebben een opgave te doen, het is geen keuze meer’
‘We hebben een opgave te doen, het is geen keuze meer’
‘We hebben een opgave te doen, het is geen keuze meer’
‘We hebben een opgave te doen, het is geen keuze meer’
‘We hebben een opgave te doen, het is geen keuze meer’